Aflevering 39

Er vallen hier en daar wat sneeuwvlokken en het is nog steeds koud. We rijden door een bergachtig gedeelte en na verloop van tijd komen we in een kleine vallei. Volgens Three Weeping Ravens zijn we nog ongeveer zes km van Eresh. We horen het gekrijs van een Adelaar, maar Ben en Elenora betwijfelen of dit werkelijk een Adelaar is. Ze waarschuwen de groep dat we misschien in de gaten gehouden worden en we gaan voorzichtig verder. Ben scout weer voorop. Een stuk verder klinkt een hoop geschreeuw. We zien een drietal Ragesian soldaten deels verscholen achter een rots en een Goblin op een wolf stormt de helling af. Op de rotsen zitten nog vier boogschutters. De Goblin stormt naar voren en cast achter ons een muur van vuur waardoor we niet kunnen terugtrekken als dat nodig zou zijn. We zetten dus de aanval in. Even later komen er door de vuurmuur twee Infiltrators aangerend en verschijnen er bovenop het plateau nog enkele boogschutters. Er volgt een flinke strijd maar als Ben de wolf als laatste vijand afmaakt is het ten einde. We controleren nog even de Ragesians en vinden 1.400 gp en de Goblin heeft nog een backlash tattoo, die voor Ben is. Three Weeping Ravens helpt mee met genezen en we gaan weer verder en we zien op een gegeven moment Eresh liggen.

Het ommuurde dorp Eresh ligt aan de voet van een berg waarop de Monastery of Two Winds staat. De enige weg naar het dorp leidt naar een toegangspoort die open staat. We lopen richting het dorp en tegen het dorp aan zien we een Ragesian tentenkamp. De Ragesians kijken ons nogal vuil aan, maar ze doen helemaal niets! Zelfs niet als we dichterbij komen en we kunnen er veilig langs en gaan het dorp binnen. We kijken eens goed om ons heen en maken hier en daar een praatje met de bevolking. De weg na het dorp splitst zich in tweeën. Eén pad windt zich omhoog naar de Monastery en het andere pad gaat richting de verboden Vallei der Stormen, bewoond door de goden. Met rond de duizend inwoners is het dorp in staat zichzelf in stand te houden met het verbouwen van gewassen waarvan de groei geholpen wordt door het redelijke weer dat normaal gesproken wordt opgewekt door Longinus. De groei van de planten wordt ondersteund door spreuken van locale priesters. Verspreide kopermijnen zorgen voor een beetje inkomen en handel met de buitenwereld. Veel gebouwen zijn dan ook versierd met koperen ornamenten die vogels en lagere windgoden afbeelden. Aan de toppen van de daken wapperen gekleurde vlaggen die een ode aan de weergoden zijn. Merkwaardig genoeg is het weer dit jaar minder goed want het is veel kouder dan normaal en hulp lijkt achterwege te blijven. Three Weeping Ravens zegt dat er destijds één herberg was in het dorp, genaamd Peak's Shadow en dat het een redelijke herberg was.
Plotseling zien we een paar Ragesische soldaten in de straten van het dorp en zijn we op onze hoede, maar het valt op dat ze wat rond slenteren zonder enige vorm van agressie. Ze kijken wel verdacht naar ons en naar de inwoners, maar daar blijft het bij. We schatten dat er rond de vijftig man in het dorp aanwezig is. Na enige discussie besluiten we naar de genoemde herberg te gaan. De herbergier heeft nog enkele kamers voor de nacht. We nemen één grote kamer. Thirza wil weer een bad, maar eerst hoort ze de waard uit over de Ragesians en deze vertelt zuchtend dat de dorpelingen er graag vanaf willen. Ze zien de Ragesians als een soort bezetters. Hij vertelt dat het dorp binnenkort van plan is de Ragesians te verjagen. Maar niet als de anderen terugkomen. Thirza vraagt nog of hij reizigers en in het bijzonder Eril gezien heeft. Die naam komt hem niet bekend voor. Ben vraagt wie die anderen zijn die kunnen terugkomen en de waard zegt dat dit de aanvoerder van het leger is, een stevige kerel. Thirza neemt de waard eens goed op en ze ziet dat hij zich nogal vreemd gedraagt, er is iets aan de hand. Ze vermoedt dat hij magisch beïnvloed is. Aan een tafeltje zitten een paar monniken en Thirza wil aanschuiven. De monniken moeten nog terug naar het klooster maar het klinkt niet alsof ze het graag doen. Ze zien op tegen langdurige weg de berg op. Iedereen lijkt een vermoeide en lusteloze indruk te maken. Ben wordt nerveus en zegt dat we daarom meteen weg moeten. Thirza is het daarmee eens. Terwijl we aanstalten maken zegt een van de monniken nog: "Pas op voor de beveiliging tegen de Ragesians. Je hebt het wachtwoord nodig!" Elenora vraagt ernaar, ze brabbelen wat of het nu Eshu of Ushe of Ishu is. We schieten er niet veel mee op. Ben probeert nog wat, maar ook dat heeft geen succes. Ze zeggen dat we er morgenochtend vroeg opnieuw naar moeten vragen. Dan zijn ze weer helder en schiet het hen wel weer te binnen. De monniken gaan zuchtend en steunend de trap op naar hun kamers.

We verlaten de herberg en nemen de weg richting de Monastery. We zoeken een kampeerplaats buiten het dorp en gaan slapen. De volgende ochtend vraagt Elenora aan Thirza hoe haar bad was en Thirza kijkt wat nors. We gaan verder op weg naar de Monastery en naar mate we hoger komen ligt er steeds meer sneeuw. We lopen over een pad en we zien om de hoek twee Wind Elementals aankomen. Thanatos roept wat hij gehoord heeft over het wachtwoord en de Elementals houden even in, maar of dat het juiste wachtwoord is? Ben loopt verder en roept het een en ander. Maar dan wordt hij aangevallen. Er zakt wat sneeuw weg onder Ben zijn voeten en er ontstaat een spleet. Hij weet zich nog aan de rand vast te grijpen. Een Elemental komt op Ben af en valt hem aan. Hij wordt de spleet ingeduwd, maar weet daar later weer uit te komen. Gedurende de spannende strijd valt Thanatos ook in een spleet en weet zich er weer uit te teleporteren. De Elementals hebben nare gaven waardoor we steeds bewegingsloos neervallen. Vooral Storm ligt meer in de sneeuw te rollen dan dat hij aanvalt. Een van de Elementals verdwijnt op een gegeven moment en als Thirza uiteindelijk de overgebleven Elemental verslaat is deze zorg ook weer over.

We lappen onszelf weer op en lopen weer verder en zien de Monastery tegen de bergwand. Linten met honderden gekleurde vlaggetjes sieren de gebouwen en wapperen in de wind die rondom de Monastery waait. Zwermen witte vogels vliegen over de toppen van de gebouwen. De buitenmuur is vol met gaten die de wind vrij spel geven en tevens dienen als schuttersgaten. We kloppen aan en er wordt gevraagd wie we zijn. Three Weeping Ravens doet het woord en die vertelt dat we de leiders willen spreken. We worden door de grote poort naar binnen gelaten en van binnen lijkt het meer een paleis dan een nederige tempel. Alle gebouwen zijn met straatjes en steegjes als een doolhof aan elkaar verbonden. Het slim gebruik van gaten maakt dat de wind een indrukwekkend fluitspel van geluiden voortbrengt. We schatten dat het ruimte biedt aan een paar honderd monniken. Voorbij de grote binnenplaats, waar de martial arts worden getraind, zie we een trap naar het hoofdgebouw en de privé vertrekken van de leiders en hun meest trouwe assistenten. Bij de poort van het hoofdgebouw aangekomen kloppen we weer aan. We horen niets en kloppen nog een keer. Dan zien we vrouwenogen achter een klein luikje dat wordt opengeschoven. We vragen de leiders Pilus en Longinus te spreken, maar ze zegt dat ze niet te spreken zijn. Thirza zegt dat het dringend is, maar ze krijgt te horen dat de problemen in de vallei eerst opgelost moeten worden. Men is bang dat het hierheen overslaat. We moeten dienstbaar zijn aan het probleem en dan kunnen we binnen komen. Het luikje sluit. Er komt een monnik naar ons toe en hij zegt dat we beter kunnen gaan en vertelt dat er mensen naar beneden zijn gestuurd om het probleem te onderzoeken, maar dat ze niet teruggekomen zijn. We zeggen dat er twee monniken beneden in de herberg zitten. Onbegrijpend kijkt hij ons aan en verzoekt ons om de Monastery te verlaten. Dat doen we dan maar.